Ook wel zwervers, daklozen, vagebonden of zoals in Frankrijk clochards genoemd, waren landlopers mensen zonder vaste verblijfplaats. Ze hadden geen beroep en daardoor ook geen vaste inkomsten. Zij zwierven rond, gedreven door armoede, op zoek naar onderdak, voedsel en werk. In de zomer waren ze welkom als dagloner op het platteland en velen keerden jaar in jaar uit terug naar dezelfde boerderijen. Hier werden ze geaccepteerd omdat men ze nodig had. Toch waren ze over het algemeen niet geliefd, want de gegoede burgerij was bang voor diefstal en criminaliteit.
Daarom kwam er begin 1800 een wettelijk verbod op landloperij en werden zwervers en bedelaars opgepakt en tewerkgesteld in strafkampen waar ze mee moesten helpen aan de ontginning van het land.

Veenhuizen was één van de koloniën gesticht door de Maatschappij van Weldadigheid met het doel om armen, landlopers, vondelingen en weeskinderen onderdak te verlenen en op te voeden. Anderen koloniën waren de huidige dorpen Frederiksoord, Willemsoord en Wilhelminaoord.
Een verre voorvader Johann Ludwig Leonard Anton Zorn, opgepakt wegens bedelarij, is met vrouw en kinderen naar kolonie I in Frederiksoord gestuurd, waar hij een voorbeeldig kolonist werd en altijd is gebleven. Zelfs zijn kleinkinderen zijn daar geboren. Ofschoon men een hard leven had was het onderwijs van zeer hoge kwaliteit, beter dan in de rest van Nederland. Kleinzoon Andreas kreeg daardoor een goede baan.
Enkele tientallen jaren later werden de koloniën van Weldadigheid overgedragen aan het Rijk en werd Veenhuizen een Rijkswerkinrichting.
Na de eerste wereldoorlog werd het steeds meer een strafinrichting waar misdadigers werden opgesloten. Veenhuizen was afgesloten van de buitenwereld tot het einde van de tachtiger jaren. Daarna werd het voor iedereen opengesteld. Tegenwoordig zijn er drie strafinrichtingen.
Het Nationale Gevangenis Museum en de ontelbare Rijksmonumenten zijn een bezoekje waard.

gepubliceerd op 19-9-2018